Werk en prive gaan soms prachtig samen

We staan voor een dichte poort. Verbolgen kijkt mijn cliënt me aan. ‘G*dverd*mmesek*t!’, roept hij. Een langsrijdende fietser kijkt verstoord op. ‘Ik bel wel even’, sus ik hem. We lopen ondertussen om het gebouw heen, maar zien geen beweging. En krijgen ook geen gehoor. ‘Wat zijn dat voor een stelletje…’ begint hij opnieuw op vol volume te klagen, maar ik snoer hem de mond. ‘Ze zullen wel aan het wandelen zijn, ik bel even mobiel.’

Henk, de cliënt die ik heb meegenomen, is een zwakbegaafde man die ik wekelijks bezoek. Hij heeft het zwaar en zijn familie en schaarse vrienden kunnen hem niet helpen, niet vangen als hij valt. Zij vallen zelf ook en zullen hem eerder verder meesleuren in alle valkuilen van het leven.

Mijn collega begeleidt hem nu al zes jaar en heeft heel veel puin geruimd. Parasiterende logees de deur gewezen, huishoudelijke hulp geregeld, schulden in kaart gebracht en de financiën ondergebracht bij een bewindvoerder. Toen ik begon met mijn begeleiding was zijn leven gelukkig allang niet meer de vuilnisbelt die het ooit was, maar was er nog altijd meer dan genoeg om aan te werken. Zijn gewicht, voldoende beweging, een beter eetpatroon, zijn sociaal netwerk om maar wat te noemen. En natuurlijk zijn taalgebruik.

Een dichte poort

Een tijdje geleden reden we op weg naar zijn moeder langs het nieuwe wooninitiatief van mijn zus. Ik wees hem het gebouw aan.’Waarom woont ze daar?’ vroeg hij. Ik vertelde over haar beperking en hoe ze achteruit ging.’Zielig’, vond Henk. ‘Zullen we een keer samen bij haar op bezoek gaan?’ Ik zie het verlangen in zijn ogen iets voor haar te kunnen doen. Werk en privé scheiden, in mijn beroep is dat een must. Of in ieder geval iets om heel bewust mee om te gaan. Toch besluit ik ‘ja’ te zeggen op zijn vraag. Waarom weet ik eigenlijk niet precies. En dus sta ik hier vandaag met Henk bij mijn zus op de stoep. Voor een dichte deur.

Mobiel krijg ik wel gehoor. De groep van mijn zus blijkt inderdaad aan het wandelen te zijn. ‘Loop ons maar tegemoet’, zegt de zorgonderneemster door de telefoon. Henk moppert omdat hij nu ook nog moet lopen. Het zonnetje brandt. Ik zie al gauw de eerste zweetdruppels over zijn voorhoofd lopen. Henk doet zijn mond open om opnieuw luidkeels te gaan klagen, maar valt stil als ik hem doordringend aankijk.
‘Denk je eraan dat die kinderen daar erg gevoelig zijn voor harde geluiden? Dat je straks echt zacht moet praten?’
‘Dat weet ik heus wel’, stelt hij me gerust.
‘En denk er ook aan dat ze alles na zeggen? Dus ik wil geen ‘k*t’ en ‘gvd’ horen!’
Hij is even stil. ‘Dat kan ik heus wel.’ Ik ben er nog niet helemaal gerust op. Tot nu toe hielden dit soort beloften van Henk nooit langer dan drie minuten stand.

De ontmoeting

We slaan de hoek om en zien de groep onze kant oplopen. Drie rolstoelen, geduwd door twee bewoners en de zorgonderneemster. Ze zwaaien naar ons. Hester ligt met haar hoofd op het blad van haar rolstoel te slapen. Ze schrikt wakker als ik haar wang aai en haar naam zeg. Als ze me herkent, lichten haar ogen op.
‘Hé Merel’, roept ze verbaasd. Henk kijkt haar aan, maar zij heeft alleen oog voor mij. Geef Henk maar een hand, instrueer ik haar. Eindelijk ziet ze hem en geeft hem een hand terwijl ze haar naam noemt. Ooit heeft ze geleerd zich netjes voor te stellen en ze doet het nog altijd. Maar haar blik gaat meteen weer naar mij.

We lopen verder. Ik neem haar rolstoel over van de bewoner die haar duwt. Hester zit achterstevoren gedraaid om mijn hand vast te kunnen houden. Ik kijk achterom naar Henk, bang dat hij teleurgesteld is over het gebrek aan reactie van Hester. Onnodig blijkt. Hij loopt achter me met twee andere bewoners aan de hand. Eén wijst naar zijn horloge.
‘Wat is dat?’ hoor ik hem vragen.
‘Een hor….’ ‘Hoolooge’, antwoordt de bewoonster.
‘Goed zo!’ zegt Henk als een volleerd begeleider.
‘En dit?’ vraagt hij, wijzend naar zijn bril. De bewoonster kijkt vol bewondering naar hem op.

Op het wooninitiatief helpt Henk met koffie maken en fruit uitdelen. Hester gaat helemaal op in het pellen van haar mandarijntje en heeft nu zelfs geen oog meer voor mij. Het lijkt Henk niet te deren. Wel zie ik hem zelf ook fruit eten en de andere bewoners helpen met schillen. Zonder één keer te vloeken. Trots vertelt hij de zorgonderneemster over zijn eigen flat en de dagbesteding die hij bezoekt. Op een normaal volume.

Werk en privé

Ik zeg weinig. Ik kijk en geniet. Normaal zorg ik voor Henk. Hier zorgt Henk voor anderen. Dat maakt een beter mens van hem. Een gelukkiger mens ook. Als we vertrekken geeft hij Hester opnieuw een hand. Ze trekt hem tegen zich aan en hij koestert haar in zijn armen. Ze lijken elkaar te vangen.

Werk en privé. Soms gaan ze zo prachtig samen.


Lees ook: Werken en zorgen als combinatie blijft een ingewikkeld ding. Hoe doe je dat? Kun je werk en privé wel combineren? In de tijdschriften van Lotje&co hebben we daar geregeld aandacht aan besteed.