Het moment dat je kinderen zich voor je gaan schamen
Er is een nieuw woord ons huis binnengeslopen. Het wordt gebruikt door mijn 13-jarige zoon, als ik iets doe waar ik zelf ontzettend vrolijk van word en hij niet. Zoals oefenen op mijn ukelele op gehoorafstand van mijn gezin. Of mijn man zoenen in het openbaar (de woonkamer). Het woord is cringe, wat zich in volwassen termen vertaalt als ineenkrimpen. Of in pubertaal: je doodschamen voor je oude moeder.
Vrijwel dagelijks is het raak. Een legpuzzel maken? Cringe, mam! Hard meezingen in de auto? Cringe. Mijn lakleren witte laarsjes? Cringe. Het was te verwachten. Mijn makkelijke middelste, die zelfs in de laatste groep van de basisschool nog vrolijk naar me zwaaide vanaf het schoolplein, moest toch ooit gaan puberen.
Mijn oudste zoon Ties is zeventien, je zou verwachten dat hij zich überhaupt niet met zijn ouwe moeder zou willen vertonen. Maar niets is minder waar. Omdat hij spastisch is sinds zijn geboorte zit hij in een rolstoel en kan hij nauwelijks praten, is hij niet zindelijk en heeft hij overal hulp bij nodig. Op iets meer ‘nee’ en een hoop pukkels na, blijft hij gewoon een lieve schat.
puberzoon
Terwijl zijn drie jaar jongere broer zich zachtjesaan begint af te zetten tegen zijn moeder, klampt Ties zich nog net zo aan mij vast als in zijn babytijd. Hij praat nauwelijks, maar ‘mama’ komt er vloeiend uit. Op een weekendje samen weg verheugt hij zich weken. Ook zit hij nog dolgraag bij mij op schoot, al komt daar een stalen tilhulpmiddel bij kijken, want hij is inmiddels groter dan ik.
Niet hij maar ík krimp regelmatig ineen. Als hij weer een epileptische aanval heeft en ik niet veel meer kan doen dan hem vasthouden. Als een jongen op een skateboard ons passeert terwijl ik zijn rolstoel duw en ik bedenk dat hij dat had kunnen zijn. Al die keren waarop ik me realiseer dat er nooit een moment komt dat ik Ties zal kunnen loslaten. Of hij ons.
Dus laat maar komen, die gewone puberteit van nummer twee. Ik ga er zonder te cringen van genieten.