Je kind gaat dood en jij belandt in een GGZ-instelling, of niet

Het is maandagavond. Beer en ik hebben ons wekelijks uitje ‘volwassen zwemmen’. Beer duikt als een dolfijn een eindje voor me uit terwijl hij een cijfersticker vasthoudt.

Nadat ik mijn baantjes heb gezwommen klets ik wat met een vrouw die ook bij die harde waterstralen voor je rug staat. Ze werkt bij een GGZ-instelling voor ouderen met diverse problematiek, vertelt ze. Een beetje zoals onze alcoholistische buurman die eigenlijk beschermd moet wonen maar waar niemand zijn handen aan wil branden.

Ineens zegt ze: ‘Stel dat Beer plots komt te overlijden, dan zou jij ook zomaar de weg kwijt kunnen raken. Jij kan ook dan je verdriet wegdrinken, omvallen en in een instelling belanden.’

Ik merk dat ik stil val. Beer neemt nog een duik.

Over de harde muziek van het groepje aqua joggers heen probeer ik de vrouw ervan te overtuigen dat ik wel erge dingen heb meegemaakt. Ik weet ‘bijna’ zeker dat nooit zo erg zal instorten. Ik heb ook nog mijn dochter om voor te gaan toch?

De vrouw is niet van gedachte veranderd.

Ik wens haar een fijne avond en zwem weer achter Beer aan die gelijk even zijn schema van de week opzegt.

Later, als we thuis zijn, laat me het gesprek niet los. Ik kan natuurlijk niet weten hoe het voelt als Beer doodgaat. En ik wil het ook niet weten. Ik weet alleen dat het idee abstract is. De gedachte dat ik hem overleef alleen al.

Dan denk ik aan de vele ouders die hun kind hebben moeten begraven. Zij gaan door met leven. Ze zijn, naar ik weet, niet opgenomen in een GGZ-instelling. Maar het had gekund. Het is niet vreemd dat als je je kind verliest, waar je zo ontzettend hard voor hebt gevochten en liefdevol voor hebt gezorgd, dat je dan jezelf ook verliest. Want wie was je ook alweer voor je je zorgintensieve kind kreeg?

Ik bedenk snel dat ik deze gedachte te hard vind. Die parkeer ik dus om later misschien nog eens aan te kunnen denken.


Wat levend verlies met je doet lees je allemaal in editie 30 van het tijdschift. Of in ons boek ‘wat niemand weet…’ Heb jij ze al in huis?