Een opgeruimd huis met een gehandicapt kind. Hoe dan?!

Ik ben van nature een sloddervos. Als kind hoefde ik thuis niet veel te doen. Toen ik uit huis ging op m’n negentiende kon ik nog geen ei bakken, laat staan de was doen. Mijn man Remco is stukken georganiseerder maar vanaf ons eerste kind werd het toch een zootje in huis. Niet in de laatste plaats door alle kwijldoekjes, spalken, en andere hulpmiddelen die onze spastische zoon Ties in de loop der jaren om zich heen verzamelde. En daar liet liggen, want iets oprapen kan hij niet.

Elke zwangerschap  – drie stuks in totaal – kreeg ik de opruimkriebels. Met dank aan nesteldranghormonen zat na negen maanden álles in huis in plastic dozen, van de kaas in de koelkast tot de voetbalschoenen in de hal. Bij mijn tweede zwangerschap viel ik zelfs op m’n buik van een keukenkrukje en belandde ik twee dagen voor de geplande keizersneedatum in het ziekenhuis waar ze me voor de zekerheid maar hielden. Wat ik op dat krukje deed? De bovenkant van de keukenkastjes soppen, duh!

Maar met een druk jong gezin ging het mis. Goed mis. Een huishouden van Jan Steen, administratieve blunders, gevit op elkaar over wie er meer deed dan de ander. De oplossing was een hulp in de huishouding en een oppas die ook strijkt. Dat houdt ons kaartenhuis draaiende, maar toch blijft het papier zich ophopen en slingert alles altijd rond. We hebben een open keuken maar waren jarenlang te moe om die ’s avonds nog op te ruimen, dus ontbeten onze kinderen met uitzicht op het eten van gisteren. Gênant. Ook de kinderen werden makkelijk, lui en slordig.

Zelf kon ik het allemaal prima aan. Ik kon troep negeren en tegelijkertijd ontspannen, koos voor 20 minuten lezen in plaats van 20 minuten schoonmaken en verzette heel veel werk in combinatie met kinderen. ‘Hoe doe je dat allemaal?’ vroegen vriendinnen die half burn-out thuis zaten door de combinatie werk en kinderen. ‘Mijn huis is een troep’, zei ik dan vrolijk. ‘Kwestie van prioriteiten.’

Opgeruimd huis

Maar toen de jongste tien werd, en ik zelf tegen de vijftig liep, had ik er genoeg van. De zorg voor Ties werd zwaarder en ingewikkelder. En wijzelf werden ouder. Ik bingede alle afleveringen van ‘Tidying up with Marie Kondo’ én ‘Consumed’ en deed er nog een tandje bij. Ik schikte mijn kledingkast op kleur en zelfs de kinderen wist ik mee te sleuren in mijn opruim manie. Zeker toen ze ongelimiteerd met de Dymo labelwriter aan de slag mochten. Wat resulteerde in categorieën als ‘supercoole broeken’, ‘saaie broeken’ en verwensingen over en weer op elkaars deur. Maar à la, ze waren er in ieder geval mee bezig.

Toch bleef er één kamer die ik onmogelijk opgeruimd kreeg, van het kind dat niet met de labelwriter in de weer kan. De kamer van Ties. De tip van opgruimgoeroe Marie Kondo dat je alleen spullen moet bewaren waar je blij van wordt, gaat bij hem niet op. Wie wordt er nou blij van een grote lelijke paarse tillift, een megapak XL Tenaslip luiers of een huidkleurig hoog-laag-bed? En hoe krijg je een kamer waar twee rolstoelen, een mini-fiets en een loophulpmiddel hutje mutje tegen elkaar staan gezellig? Wie het weet mag het zeggen.

Gelukkig stak Lisa Woodruf, een populaire Amerikaanse professional organizer en zelf moeder van twee kinderen met ADHD, me een hart onder de riem. Concentreer je gewoon op de plekken in huis waar je wél controle over hebt. Dus sorteerde zijn kledingkast dan ook maar op kleur, en dat hielp. Een beetje.


Meer verhalen over het leven met een zorgintensief kind vind je onze winkel. Een plek waar je lief, leed en andere verhalen vind.