Lief, leed en andere verhalen nu met korting!
Wil jij deze bijzondere verhalen over het leven met een zorgintensief kind lezen of iemand anders ermee verrassen?
Dan is dit hét moment!
Er gaat een spreuk rond op Facebook over het moederschap, die jullie misschien ook al tegengekomen zijn. Hij is een beetje oubollig en een beetje belerend, maar vooral het eerste deel is ook heel erg waar. Ik moest er de afgelopen dagen steeds weer aan denken.
De spreuk gaat als volgt:
‘Motherhood is about rising and celebrating the child you have, not the child you thought you would have. It is about understanding that he is exactly the person he is supposed to be. And that, if you’re lucky, he just might be the teacher who turns you into the person you are supposed to be.’
Het gaat mij vooral om dat eerste stukje: ‘Het moederschap gaat over het opvoeden en vieren van het kind dat je hebt, niet van het kind dat je dacht te krijgen.’
Het nieuwe schooljaar voor Daniël begint niet optimaal. Ik vind dat de school dingen laat liggen, niet genoeg ambitie toont. Ik wil meer voor Daniël dan zij op het rooster hebben en voel me met mijn rug tegen de muur staan omdat er geen alternatief is.
Jaloers lees ik over het succes van een integratieklas in Nijmegen, nota bene bij het Montessori College. Precies wat ik hier in de stad ook graag had gewild, maar wat niet is gelukt. Zowel een Montessori middelbare school niet, als zo’n integratieklas niet.
Daniël moppert opnieuw dat hij terug wil naar de Montessori-basisschool. Als ik bij z’n oude juffen ga koffie drinken om mijn hart te luchten, begrijp ik precies waarom hij blijft terugverlangen naar zijn vertrouwde school met de rijke leeromgeving.
Dan popt opnieuw die Engelse spreuk op in mijn FB-tijdlijn. Weer iemand uit mijn netwerk die ‘m heeft gedeeld. Ik lees de woorden met een knoop in mijn buik. Heeft de anonieme schrijver het tegen mij? Zie ik Daniël niet zoals hij in het echt is? Maar kijk ik naar mijn eigen verwachting en hoop op hoe ik zou willen dat hij is? En wil ik dus teveel, heb ik teveel ambitie?
Ben ik zo’n moeder waarvan anderen zeggen: ‘Ze heeft de beperkingen van haar kind nooit geaccepteerd, lekker laten kletsen ze komt er nog wel achter’?
Of ben ik na 14 jaar die moeder die Daniël ziet met al zijn kansen, mogelijkheden, uitdagingen en tekortkomingen? De moeder die heeft geleerd dat als je geen strijd levert voor je kind, niet op de barricades klimt, anderen hem altijd als dat lieve blonde jongetje met Down zullen blijven behandelen. En veel te lage verwachtingen zullen hebben?
Na een hele dag malen, praten en nog meer malen, kom ik er niet meer uit. Ik klap alle schermpjes dicht, zet een kop thee en kruip met een dik plak chocola op de bank. Netflix is voor nu even mijn beste vriend.
‘Als het maar gezond is’ is de meest vurige wens van aanstaande ouders. Het is ook de eerste vraag die ik stel als er een kindje is geboren: ‘Is alles goed?’ Maar ook al groeit je kind voorspoedig op, je krijgt geen garanties in het leven. Bleek maar weer eens, toen ik de film Beautiful Boy zag.
Nic, de beautiful boy uit de titel, is als de film begint een Amerikaanse jongen van 18.
Net klaar met de Highschool, kan hij uit zes universiteiten kiezen. Hij heeft een groot schrijftalent en lijkt een gouden toekomst tegemoet te gaan.
En toch gaat het mis. Nic raakt verslaafd aan alcohol en drugs, heel erg verslaafd zelfs. Niet omdat hij een slechte jeugd heeft gehad of omdat er dingen misgaan, maar om het grote zwarte gat dat hij van binnen voelt te vullen. Tenminste zo verwoordt hij het zelf halverwege de film.
De film draait om zijn relatie met zijn vader David die altijd voor Nic heeft gezorgd. David houdt meer dan wat ook in de wereld van zijn zoon, maar ziet hem langzaam wegglijden, zonder dat hij er wat aan kan doen.
Op het dieptepunt van de film, belt Nic zijn vader op en vraagt huilend en stotterend om hulp. Hulp omdat hij in de goot is beland en er niet meer uit komt.
Het enige antwoord dat de vader kan geven is: ‘Nee. Ik kan je niet helpen, en nee ik kom je niet ophalen.’
David voegt er nog aan toe: ‘Je weet wie je wel kunt bellen, ik hoop dat je je leven weer op de rit krijgt.’
En dat is natuurlijk verschrikkelijk. Als je kind om hulp schreeuwt en jij nee moet zeggen. Omdat je niet kan helpen, omdat je de zorg die je kind nodig heeft niet kan bieden. En tegelijkertijd was het heel erg invoelbaar, het hield echt op voor deze vader.
De film is gebaseerd op een waargebeurd verhaal. Na een overdosis die Nic wonderwel overleefd, is hij nu al weer acht jaar clean. ‘Dank zij de enorme support en steun uit zijn omgeving’, las ik in de aftiteling. En: ‘Ook nu nog na acht jaar is elke dag er één.’
Nic is nu dus tegen de 30 en heeft elke dag de intensieve zorg van zijn familie nodig om overeind te blijven. Na het loslaten met een hoofdletter L, kreeg David de kans om zijn zoon weer vast te houden. Ook al betekent dat dat hij de rest van zijn leven moet zorgen.
Behoorlijk aangeslagen verlieten we de bioscoopzaal. Dat je als ouder zo diep moet gaan, dat de enige oplossing nee zeggen is, dat resoneerde wel even na.
Ik heb net een nieuw woord geleerd: validisme. Ik dacht dat de schrijvers van de petitie waar ik het tegen kwam, het woord zelf hadden verzonnen. Maar het bestaat echt, compleet met een Wikipedia-pagina. Eigenlijk is het best raar dat ik het nog nooit ben tegengekomen, we leven zelfs in een samenleving die (deels) validistisch is.
Op Wikipedia lees ik: ’Validisme is de term die gebruikt wordt voor de discriminatie, marginalisering en stigmatisering van mensen met een functiebeperking op grond van hun lichamelijke en/of verstandelijke gesteldheid’. De term en deze definitie zijn zelfs al in 1988 bedacht.
Openlijke discriminatie van mensen met een beperking, daarvan kan je met wat goede wil vinden dat het aan banden is gelegd in onze samenleving. Maar marginalisering én stigmatisering is nog steeds aan de orde van de dag.
Bijvoorbeeld als iemand opmerkt over Daniël: ‘O, kan hij lezen dan?’ Of als iemand verbaasd kijkt: ‘Mag dat van jou, alleen fietsen?’ Of de meneer achter ons in de rij bij de supermarktkassa: ‘Jij kan je moeder goed helpen zeg!’ Tsss, denk ik dan, hij is veertien!
Natuurlijk zijn deze opmerkingen goed bedoeld en komen ze voort uit onwetendheid en oprechte verbazing. Veel minder onschuldig zijn opmerkingen als: ‘Zo’n kind hoeft toch niet meer in deze tijd!’ Of: ‘Heb je je niet laten testen?’
Gelukkig hebben wij dit soort opmerkingen nog nooit persoonlijk voor onze kiezen gekregen, Daniël is daar denk ik te oud voor. Maar ik hoor van ouders met jonge kinderen met Down dat dit soort vragen tegenwoordig aan de orde van de dag zijn.
Nog ernstiger wordt het als de gynaecoloog meteen nadat de uitslag van de NIPT-test binnen is, voorstelt: ‘Zullen we een afspraak maken voor een abortus?’ Of beleidsstukken, inclusief adviezen van de Gezondheidsraad, waarin het syndroom van Down consequent een ‘risico’ wordt genoemd en een ‘ernstig lijden’. Dan is validisme onderdeel van het systeem en niet acceptabel.
Interessant woord dus, dat validisme. Omdat het betekenis geeft aan zaken die velen in de samenleving heel gewoon vinden, maar waar wij elke keer weer tegenaan lopen.
Want als ik met een ‘validistische’ bril op naar onze samenleving kijk, vallen er ineens andere dingen op. Onze kinderen hebben geen onderwijsvrijheid, werken is een luxe als het al kan, ze kunnen niet altijd hun wettige stem uitbrengen, zijn afhankelijk van anderen die ze niet zelf uitzoeken, hebben niet veel privacy, moeten zich te pas en te onpas verantwoorden. En dat is dus eigenlijk heel raar. Daarom is validisme een woord om te onthouden.
Je hebt ze vast wel eens gehoord, van die goedbedoelde uitspraken die je zouden moeten troosten, maar dat niet doen. Uitspraken als: ‘het is maar goed dat jullie kind bij jullie terecht is gekomen, jullie zijn zulke sterke ouders’. Of -meer religieus: ‘God geeft zulke speciale kinderen alleen maar aan speciale ouders.’ Daar is nu een mooi antwoord op.
Ook jij hebt vast wel eens gedacht: Nou, dan was ik liever maar niet zo’n sterke ouder geweest! Of misschien heb je wel eens gereageerd met: ‘Betekent dat dan dat alle ouders van ‘gewone’ kinderen zwak zijn?’
Logische reacties die even opluchten, maar niet zo constructief zijn. Vooral niet voor jezelf omdat je je er niet beter van gaat voelen. Want je voelt je uiteraard niet beter of specialer…
Ik kwam ergens in de krochten van het internet een mooi antwoord tegen dat ik graag met jullie deel, omdat ik me hier meteen wél een stuk beter door voelde. Een antwoord dat reageert op de meer gelovige versie van die goedbedoelde klapjes op je schouder.
‘God geeft zorgintensieve kinderen aan gewone, alledaagse ouders.’ Ja, denk ik meteen, dat waren we. We werkten allebei, jongleerden met de werk-privé balans omdat we al een kind hadden, wilden carrière maken en droomden ervan om in het buitenland te gaan wonen.
‘Die ervoor kiezen om zich uit te spreken en zich sterk maken voor hun kind.’ Inderdaad, denk ik opnieuw. We spreken ons uit, maken ons druk en gaan tot het gaatje voor Daniël. Dat moet niet, maar we doen het wel.
‘Dat zorgintensieve kind leert je levenslessen die je nooit voor mogelijk had gehouden.’ Hier moet ik om grinniken. Ik had het al nooit voor mogelijk gehouden dat ik het geduld op zou kunnen brengen om Daan iets te leren, laat staan dat ik ooit had kunnen bedenken dat hij mijn kijk op de wereld zou veranderen.
‘En gedurende jullie reis samen….’ En een reis is het! Met een hele lieve reisleider en een onbekende bestemming. Trouwens: hoe verder de reis vordert hoe minder belangrijk die bestemming wordt en hoe meer het om de reis zelf gaat.
‘…. leer je hoe je die ouder wordt die je kind nodig heeft.’ Met horten en stoten dat wel, maar we leren het!
De kwaliteit van de zorgverleners en begeleiders die bij mensen thuis komen, moet worden geborgd. Ook als die professional uit PGB wordt betaald. Daar ben ik het helemaal mee eens, ik wil ook dat de mensen die met Daniël werken kwaliteit leveren. Alleen laat de manier waarop de gemeente de kwaliteit gaat controleren, me weer eens diep zuchten.
Rianne, Daan z’n PGB-begeleidster die al jaren op de woensdagmiddag komt, gaat ermee stoppen. Uiteraard heel jammer, maar ook begrijpelijk. Via de Nationale Hulpgids vind ik vrij snel een leuke vervanger. Lekker no-nonsense, veel ervaring en hij heeft meteen een klik met Daniël als hij komt kennismaken. Prima dus.
Omdat ik weet dat de zorgovereenkomst die ik met hem teken, via de SVB naar de gemeente wordt gestuurd ter controle (onnodig omslachtig, maar dat is een ander verhaal), licht ik mijn contactpersoon bij het CJG dat bij ons de Jeugdwet-indicaties doet, alvast in. Zodat ze weet dat er een nieuwe zorgovereenkomst aan komt.
‘Is hij wel SKJ-geregistreerd?’ mailt ze terug. ‘Zo niet, dan mag je hem niet het hoge tarief uitbetalen.’
Ge-SKJ-wat? Ik trek een diepe frons, hier heb ik nog nooit van gehoord.
Ze stuurt me uitleg, dat van bureaucratische woorden aan elkaar hangt. Ik begrijp eruit dat deze registratie altijd al verplicht was, maar pas sinds 2018 ook gehandhaafd wordt. En ik begrijp dat de eis is dat de jeugdhulpverlener HBO-geschoold is.
Lekker is dat. Je zult als jeugdhulpverlener maar MBO hebben gedaan en je vervolgens hebben gespecialiseerd via cursussen en ervaren zijn. Dan mag ik dus niet meer het volle tarief uitbetalen. En voor het lage tarief komt iemand met veel ervaring echt niet bij ons thuis. Terecht, dat zou ik ook niet doen.
Toevallig ken ik zulke PGB-begeleidsters. Topdames zijn dat. Ik zou ze zo inhuren, ware het niet dat hun agenda altijd vol zit. De juiste ervaring weegt in de praktijk namelijk veel zwaarder dan een opleiding.
Maar op papier en in theorie, geeft die SKJ-registratie en dus dat HBO-papiertje wél de doorslag. Het betekent dat er goede, ervaren begeleiders ander werk gaan doen. Dat onze kinderen hier de dupe van zijn, is blijkbaar slechts een bijkomstigheid.
Onze nieuwe PGB-er heeft toevallig de PABO gedaan. Voor hem is die SKJ-registratie een administratief, stroperig gedoe, dat al weken duurt. Op Daniël z’n vraag waneer die leuke meneer nu op woensdag komt, kan ik nog altijd geen antwoord geven.
Die medische vragen beginnen bij de zwangerschap en geboorte. Of er bijzonderheden waren? Wat is bijzonder, vraag ik me af. Is een stuitligging en keizersnee bijzonder of vallen die onder ‘gebruikelijk’ en vul ik nee in?
Moet ik nog melding maken van de open ductus die vanzelf dicht ging na vijf dagen, zodat Daniël niet geopereerd hoefde te worden aan zijn hart? Dat doet nu echt niet meer ter zake; eigenlijk vind ik het een wat rare vraag.
Andere medische vragen kan ik gelukkig overslaan. Daniël gaat niet met het taxibusje, heeft geen hoofdsteunen nodig, zit niet in een rolstoel, kan zelf naar de WC. Hij gebruikt geen medicijnen, heeft geen epilepsie.
Dan kom ik bij het kopje onderwijs. Ik streep ‘reguliere basisschool’ aan als voorgaande school en vul in vanaf wanneer hij naar school gaat.
Volgende vraag: ‘Heeft u nog wensen/wat zou u graag willen t.a.v. de ontwikkeling van uw kind?’
Ik frons. Wat is dit nu voor een vraag? Vooral dat woordje nog vind ik suggestief, alsof Daniël uitgeleerd zou zijn. Alle ouders hebben toch wensen als het over de ontwikkeling van hun kind gaat?
Ik twijfel over het antwoord dat hier van me wordt verwacht. Na enige aarzeling vul ik toch maar ons vaste verhaal in wat we verwachten van Daniël z’n toekomst: zo zelfstandig mogelijk wonen, een liefst betaalde baan waarmee hij een nuttige bijdrage kan leveren aan de samenleving, eigen regie over z’n sociale leven.
Als ik bij de vraag ‘Wat zijn uw verwachtingen van deze school?’ kom, ben ik het zat. Zelfs het invullen van deze papierbrij roept emoties bij me op. Het is geen neutrale oefening, maar een volgende stap in de acceptatie van het speciaal onderwijs. Maar misschien dat die vragen daar vooral voor zijn bedoeld.
Tijdens de laatste dagen van het jaar, kropen we hier thuis onder de kerstboom. Geen school, geen zwemmen, geen werk. Even tijd voor elkaar en tijd voor bezinning. Wat heeft het jaar ons gebracht? En wat staat ons te wachten in dit nieuwe jaar?
Begin september belandde ik bij de fysiotherapeut. Met een pijnlijke pols, terwijl ik niet gevallen was. Hij kneep in mijn onderarm, duwde tussen mijn schouders en toen ik ‘au’ riep, wist hij het meteen: ‘Je nek en schouders zijn volkomen verkrampt, heb je veel stress gehad?’
‘Jeetje,’ reageerde ik, ‘ik ben net terug van vakantie.’
Hij vroeg natuurlijk door omdat hij onze thuissituatie kent. En riep ‘aha’ toen ik over de strijd vertelde om Daniël op een reguliere middelbare school te krijgen en dat dat niet was gelukt.
Het duurde weken voordat de botjes in mijn polsgewricht weer op de juiste plek stonden en de pijn verdween. Precies in dezelfde weken moest ik het speciaal onderwijs gaan accepteren. En Daniël begeleiden om z’n weg te vinden op z’n nieuwe school. Zonder Janneke (z’n begeleidster op de Montessori) en zonder z’n vrienden.
In die periode dacht ik terug aan de woorden van onze kinderarts. Toen Daan nog heel klein was en zij een regulier kinderdagverblijf geen goed idee vond, zei ze: ‘Er leiden vele wegen naar Rome.’
En dat is precies hoe het is. Als er één deur sluit, gaat er ergens anders een deur open. Je moet ‘m alleen wel durven openen. Daar is moed en kracht voor nodig en een pols die geen pijn doet.
Pas toen ik me realiseerde dat het speciaal onderwijs niet betekent dat ik de dromen die ik heb voor Daniël hoef op te geven, omdat die via andere wegen ook te bereiken zijn, kon ik ontspannen. En kan ik pijnloos nieuwe deuren openen.
Daarom is mijn wens voor jullie voor het nieuwe jaar: blijf dromen, laat je niet afleiden door afgesloten wegen, hou zicht op wat er allemaal wél kan en laten we elkaar daar vooral in blijven steunen!
Ook Silvie heeft haar dromen waar gemaakt en is uiteindelijk zelf een school gestart voor kinderen met een beperking. Alez is in augustus 2020 gestart door ouders die graag wilden dat hun kinderen na het VSO en Pro verder zouden leren.
Ik kijk van mijn to-do-lijst naar ons grote familie-planbord dat in de keuken hangt. Morgen gaat Daniël met alle brugklassen naar het Natuurmuseum in Tilburg. Eigenlijk zou het wel goed zijn om hem daar nog op voor te bereiden, bedenk ik me. Met een leuk werkblad met wat grappige vragen. Schuldig kijk ik weer naar mijn to-do-lijstje dat al zo lang is.
Wat gaat hij eigenlijk zien in dat museum? Welke tentoonstelling is er? Ik heb me er helemaal nog niet in verdiept. Ik weet dat het Daniël helpt om van tevoren te lezen over wat hij gaat zien en er vragen over te beantwoorden. Omdat hij dan met meer plezier en meer interesse van zo’n schooluitje geniet. En er dus ook meer van leert.
Maar ja, ik heb eigenlijk geen tijd om een werkblad te maken. Er wachten nog twee deadlines voordat hij weer uit school komt, onze PGB-ers moeten nog betaald. En vanmiddag heb ik ook nog een gesprek op de basisschool, over Simeon.
Ik zucht diep, negeer die deadlines en typ toch maar ‘natuurmuseum Tilburg’ in mijn zoekbalk.
Net als de site van het museum opent, komt er een email binnen van de moeder van Jasper (Daan z’n BFF), met als titel ‘werkblad potvis’. Potvis, denk ik, potvis? Met een groot vraagteken boven mijn hoofd, open ik ‘m meteen.
‘Jasper gaat morgen met de klas naar het Natuurmuseum in Tilburg’, schrijft ze. ‘Daar gaat hij onder andere een potvis skelet zien. Ik heb een werkblad gemaakt. Geen idee of Daan ook gaat, maar bij deze.’
Ik hoef alleen nog maar op ‘print document’ te klikken.
Wij ouders-van, hebben elkaar nodig, voor de herkenning en voor de erkenning. Voor af en toe een schouder en een glas wijn. We hebben elkaar nodig richting de gemeente of zorgkantoor want samen staan we sterk. En blijkbaar hebben we elkaar ook nodig als het over een potvis gaat…
Twijfelend sta ik voor mijn kledingkast. Onder de vraag ‘wat zal ik aandoen?’ zit de vraag verborgen ‘welke indruk wil ik maken tijdens de hoorzitting?’
Uiteindelijk kies ik voor een nette spijkerbroek met als een soort mentale houvast mijn brede leren Texaanse riem, met een grote, glimmende, blingbling gesp. M’n cowboylaarzen lonken, maar ik schud mijn hoofd. Die zijn te stoer, te aanwezig. Ik trek een paar nette hakken aan en stap op de fiets naar het gemeentehuis. Op weg naar de hoorzitting over het bezwaar dat ik heb ingediend tegen Daniël z’n PGB-indicatie.
Eind januari deed ik een epistel van tien kantjes op de bus. Waarin ik bezwaar maakte tegen de beschikkingen die de gemeente had afgegeven. Met die beschikkingen kan ik onze zorgverleners (deels) betalen en kan Daniël om de zaterdag naar de opvang.
Mijn bezwaren richten zich zowel op de inhoud, Daan begeleiden bij de communicatie met klasgenoten is géén logopedie en dus geen voorliggende voorziening, als op de procedures. Zoals het ontbreken van notulen van een doorslaggevend gesprek op school waar ik niet bij was uitgenodigd. Of het ontbreken van een bronvermelding bij een lijstje gebruikelijke zorg voor kinderen tussen de vijf en twaalf, dat plotseling in het plan van aanpak stond. Om maar een klein punt te noemen.
Met kloppend hart en een zenuwknoop in mijn buik, neem ik bij de hoorzitting plaats schuin tegenover het CJG (het Centrum voor Jeugd en Gezin, dat bij ons de indicaties deed, (red. tegenwoordig opvoeden.nl)). Daniël z’n ambulant begeleidster zit naast me. Mijn verhaal opschrijven vind ik geen probleem, dat mondeling navertellen is iets heel anders.
Na het vaststellen van de stukken, krijg ik het woord.
‘Waar ik mee wil beginnen,’ zeg ik wat beverig en trek even m’n stoere riem recht, ‘is een foto van Daniël. Want in het hele traject van september tot nu, heeft niemand hem in levende lijve gezien en meegemaakt. Het ging alleen maar over papier.’
Ik geef het A4tje met drie zorgvuldig uitgezochte foto’s aan de voorzitster van de bezwaarcommissie. Ze bekijkt ze geïnteresseerd, glimlacht even en richt haar blik fronsend op het CJG: ‘Waarom hebben jullie Daniël niet gezien? Is dat niet gebruikelijk?’
Het is begonnen en ik voel mijn schouders enigszins ontspannen.
Boven mijn bureau hangt al tijden een poster met de tekst: ‘Met jou is alles leuker’. Ooit gekregen van een vriendin voor mijn vijftigste verjaardag. Ik zie ‘m elke dag, maar op één of andere manier valt ie juist vandaag weer op. Want Daniël, met jou ís alles leuker.
Want met jou is het leven humoristischer. Hoe vaak moeten we niet lachen om je gekke gedachtensprongen of wat klunzige of naïeve acties?
Want met jou is het leven zoveel kleurrijker. We ontmoeten andere mensen, hebben andere verhalen te vertellen, je laat ons met jouw bril naar de werkelijkheid kijken.
Want met jou is het leven lekker onvoorspelbaar. Op de meest onverwachte momenten kies je voor een banaan terwijl we een mandarijn hadden verwacht of gehoopt.
Want met jou is het leven diepgaander. We hebben dank zij jou sneller gesprekken met anderen over de zin van het leven en wat er nu wel en niet toe doet.
Want met jou is het leven vrolijker. Vooral als je per sé jouw eigen playlist wil luisteren in de auto en we met z’n allen genieten van de Snollebollekes, en de auto bijna van links naar rechts meebeweegt.
Want met jou is het leven groter. Ik kan zelfs lekker ruzie maken met de gemeente en brieven schrijven naar de wethouder.
Want met jou is er meer te genieten in het leven. Sushi, gebraden kip, een ijsje in de zon. Je leert ons genieten met een hoofdletter G.
Want met jou heeft het leven meer samenhang. Jouw ‘goedemorgen mama, heb je lekker geslapen?’ Jouw ‘Simeon heb je fijn gezwommen?’ Jouw ‘Was het leuk in Brussel, papa?’ is de lijm die ons bij elkaar houdt.
Want met jou is het leven interessanter. Jouw langzamere levenstred dwingt ons tot reflectie: wat vinden we nu echt de essentie? Wat is eigenlijk bijzaak?
Want met jou blijft het leven een nieuw onbetreden pad. Een pad dat we met elkaar ontdekken en waarbij jij ons als onze reisleider de weg wijst.
Inderdaad: met jou is alles leuker. Ik moet die poster boven mijn bureau hoognodig inlijsten.